Als je het wielrennen een beetje volgt heb je het vast wel gemerkt: bij elke wedstrijd gaat het over het weer. Niet alleen profrenners zijn bezig met het weer, ook als hobbymatig racefietser merk je hoe groot de invloed van de elementen kan zijn. In dit artikel leggen we uit waarom het weer zo ontzettend belangrijk is voor wielrenners en hoe het de tactiek tijdens wedstrijden flink kan beïnvloeden.
Of het nu regent dat het giet of een wind staat, elk weertype heeft invloed op het peloton. Bij weersinvloeden denk je al gauw aan regen en wind, maar ook hitte of juist kou kunnen het koersverloop bepalen. Hieronder gaan we met je in op de belangrijkste fenomenen.
Regen: voor sommige renners een zegen, voor veel anderen een gevaarlijke klant
Voor velen is het de schrik op de fiets: regen. Zeker in de afdaling is het billenknijpen geblazen, want het gevaar ligt in iedere bocht. Als het regent zie je dat renners de bochten voorzichtiger aansnijden, maar bijvoorbeeld ook wegmarkeringen vermijden. Juist de lijnen op de weg zijn de gladste plekken. Het water blijft namelijk aan de verf plakken en zorgt voor een extra glad laagje. Met een regenbui is het dus altijd oppassen. Ook vochtige plekken op het wegdek, terwijl er op dat moment geen druppel valt, kunnen heel verraderlijk zijn.
Regen is flink van invloed op de tactiek tijdens een wedstrijd. In de regen verbruikt een renner meer energie om warm te blijven, waardoor er meer gegeten moet worden. Een coureur kan dan kiezen om juist te demarreren als de rest een reepje naar binnen werkt. De koers wordt extra hard gemaakt! Ook in de afdaling kan regen tactisch voordeel opleveren. De specialisten op de afdaling komen dan namelijk nog beter uit de verf. Daarnaast zijn er renners die heel goed gedijen in de regen vanwege hun warmtehuishouding. Zij kunnen minder goed tegen hitte. Regen zorgt voor de verkoeling die ze nodig hebben.
De grootste invloed heeft regen misschien wel in een tijdrit. Een tijdritfiets is minder wendbaar dan een gewone wegfiets en er worden hogere snelheden mee bereikt. Op droog wegdek haalt een renner dus veel hogere snelheden dan wanneer het nat is, puur omdat je bij nattigheid voorzichtiger moet zijn. Zeker in een technische tijdrit met veel bochten kunnen de tijdsverschillen flink oplopen! In een proloog (een korte tijdrit aan het begin van een rondewedstrijd) mogen de coureurs zelf bepalen wanneer ze starten. Staan er buien op het menu, dan loont het voor de specialisten of klassementsrenners om een startmoment te kiezen waarop de kans op buien het kleinst is.
Lees ook: Dit is het beste weer om te fietsen
Waaiers: zo steken ze in elkaar
Eén van de bekendste fenomenen in het wielrennen zijn waaiers. Het is misschien wel de buitenspelregel onder de fietsers, want waaiers zijn best ingewikkeld en worden vaak niet begrepen. Voor het vormen van een waaier zijn twee elementen nodig: een specifieke windrichting en -kracht en de wil van de coureurs om een waaier te vormen.
Een waaier is niets meer dan een rijtje renners die schuin achter elkaar fietsen om zo veel mogelijk uit de wind te rijden. De renners draaien samen rond als een soort ketting. Op die manier wisselen ze kopwerk continu af met achter in de groep zitten. Dit verkleint de hoeveelheid energie dat ze moeten gebruiken. Vooraan is de luchtweerstand immers groter dan achteraan in de groep.
Waaiers kunnen ontstaan wanneer de wind schuin van voren, van de zijkant of schuin van achteren komt. Daarbij moet minstens een matige wind staan (windkracht 4), moet de weg recht zijn en is een open landschap nodig. Bomen, huizen of andere objecten naast de weg zorgen er namelijk voor dat de wind afgeremd wordt en vaak wisselt van richting. Juist een doorstaande wind uit één richting is nodig bij het vormen van een waaier.
Wind: haalt de vlucht het?
De wind is niet alleen van belang voor de vorming van waaiers. Ook vluchtgroepen kunnen profiteren van de wind. Rijden de coureurs voor de wind, dus met de wind in de rug, dan kunnen ze makkelijker voor een jagend peloton uitblijven. Het rugwindje zorgt er namelijk voor dat iedereen de wind mee heeft en even hard gaat. De vlucht krijgt letterlijk een duwtje in de rug!
Andersom kan tegenwind extra nadelig zijn voor een eenzame vluchter of kopgroep. Ze moeten harder trappen om dezelfde snelheid te houden, terwijl veel renners in het peloton uit de wind kunnen zitten. Daardoor is het energieverbruik groter, hakt de vermoeidheid er eerder in en dat geeft het peloton de kans om de vlucht makkelijker terug te halen. In het peloton zitten namelijk meer renners van één team bij elkaar. De ‘knechten’ worden dan vooraan gezet om hun kopmannen uit de wind te houden.
Kou, hitte en hooikoorts in het peloton
Ieder mens is anders. De een kan goed tegen kou, de ander gedijt juist beter bij hitte. Sommige wielrenners zakken bijvoorbeeld compleet door het ijs als het koud is. Sommigen kunnen dan weer slecht tegen temperatuursveranderingen. Hierom zie je tegenwoordig dat coureurs naast een hoogtestage soms ook op hittestage gaan.
Een fenomeen waar weinig over gepraat wordt in het wielermilieu, maar wat wél van grote invloed kan zijn, is hooikoorts. Deze pollenallergie veroorzaakt verstopte en geïrriteerde luchtwegen. Je lichaam is als het ware aan het vechten tegen het pollen en als je aan het snotteren bent, krijg je minder zuurstof binnen. Dit vermindert de prestaties. Tijdens de piek van het hooikoortsseizoen is het uithoudingsvermogen van iemand met een pollenallergie daarom niet op zijn of haar best. Heb je hooikoorts, dan is fietsen in de regen weer een zegen! Zo heeft elke renner een weertype dat hem of haar het beste ligt.