Het hele jaar door verandert de temperatuur van het Nederlandse oppervlaktewater. De temperatuur van ons water varieert sterk gedurende het jaar. Daarnaast is het temperatuurverschil tussen sloten, meren en de Noordzee vaak groot. Hoe dat zit en wat dat voor jou betekent, lees je in dit artikel.
Water is onmisbaar in het Nederlandse landschap. Naast dat het belangrijk is voor onze natuur, maken wij als mens ook dankbaar gebruik van het water om te recreëren. Of we willen zwemmen, duiken, varen of vissen, de watertemperatuur is vrijwel altijd van groot belang. Daarnaast gaat de kwaliteit van ons oppervlaktewater vrijwel altijd hand in hand met de watertemperatuur.
Water warmt traag op en koelt snel af
Om te begrijpen waarom de watertemperatuur in ons land sterk van plaats tot plaats verschilt, moeten we eerst weten hoe water precies opwarmt. Een open deur zou je zeggen, maar het water in ons land warmt alleen maar op door zonneschijn. Warme lucht kan water dus niet of nauwelijks opwarmen, hoe gek dat ook klinkt! Wanneer warme lucht namelijk over koud water stroomt, ontstaat vlak boven het water een heel dun koud luchtlaagje met dezelfde temperatuur als het water. De warme lucht daarboven kan daar niet doorheen komen, dus ook het water niet opwarmen.
Zoals gezegd zijn dus zonnestralen nodig om water op te warmen. Op een gemiddelde zonnige voorjaarsdag kan een kleine stadsvijver van twee meter diep ruim één graad opwarmen. Op een zonnige zomerdag kan de zon het water per dag zelfs met meer dan twee graden doen opwarmen. Dat lijkt weinig als je het vergelijkt met de lucht boven land, want dat kan soms met meer dan twintig graden opwarmen als de zon overdag flink schijnt! Dit komt omdat het meer energie kost om één kilo water met één graad op te warmen dan één kilo lucht een graad warmer te maken.
Het afkoelen van water verloopt echter een stuk sneller. Wanneer ’s nachts of tijdens een kille bewolkte dag vrij koude lucht over warm water stroomt, geeft het water de opgeslagen warmte weer af aan de lucht. Als het blijft waaien, kan op één dag behoorlijk wat warmte uit het water aan de lucht worden gegeven, waardoor water snel afkoelt. Je kan je dus voorstellen dat één of twee graden opwarming overdag in het voorjaar en de zomer in de nachtelijke uren deels ongedaan wordt gemaakt, zeker in geval van kleinere stadsvijvers. Het opwarmen van koud water vanuit de winter tot aangename watertemperaturen in de loop van de zomer neemt dus maanden in beslag!
Lees ook: Vanaf deze temperatuur is het lekker om buiten te zwemmen
Groot water loopt achter op de seizoenen
Het jaarlijkse temperatuurverloop van grotere en diepere wateren loopt altijd achter op de seizoenen. Voor zwemplassen, het IJsselmeer en onze Noordzee geldt dat deze vaak op hun koudst zijn aan het eind van de winter of in het vroege voorjaar. De periode waarin deze wateren op hun warmst zijn is juist aan het eind van de zomer of in de vroege herfst.
Dit komt doordat grote wateren altijd traag reageren. Het duurt altijd een behoorlijke tijd om deze wateren met alleen zonneschijn langzaam op te warmen. Maar eenmaal warm bezitten grote wateren ook een grote hoeveelheid warmte die niet snel op is. Het afkoelen in het najaar of tijdens bewolkt en kil weer duurt dus ook heel erg lang.
Vergelijk het met bakken van cake. Een grote cake moet veel langer in de oven om voldoende warm te worden, maar koelt ook veel langzamer af dan wanneer je bijvoorbeeld een cupcake bakt en laat afkoelen. Die regel gaat voor open water ook op. Kleine watertjes volgen veel meer de seizoenen of zelfs het weer op kortere termijn, grotere wateren lopen juist behoorlijk achter. Vroeg in de zomer zijn ondiepe sloten en ondiepe stadsvijvers vaak al op aangename temperatuur, terwijl het water in de grote zwemplassen pas in de tweede zomerhelft aangename temperaturen bereikt. In het najaar zijn de kleine watertjes dan ook weer veel sneller aan de koude kant dan de grote meren en plassen.
Wees vooral alert in de vroege zomer of bij wind
Na een lange winter is het natuurlijk niet gek dat je staat te popelen om bij de eerste zomerse dagen in het late voorjaar of vroege zomer graag een duik wilt nemen in open water bij jou in de buurt. Zeker in dit jaargetijde is het behoorlijk oppassen, want lang niet alle wateren zijn dan op temperatuur. Vooral bij grote en diepe wateren kan de watertemperatuur verraderlijk zijn.
Na een vrij korte warme periode warmt de toplaag van het water als eerste op. De bovenste meter kan dus heerlijk zijn, maar daaronder is het water nog een flink stuk kouder. Ga je zwemmen in dieper water, dan ligt zwemmerskramp of onderkoeling op de loer. Een groot gevaar dat je zomaar kan overvallen!
Later in de zomer is de kans op koud water op geringe diepte een stuk kleiner. Toch moet je altijd goed nagaan hoe het weer de afgelopen dagen is geweest of op de dag zelf is. Wanneer sprake is (geweest) van veel wind, dan kan water uit diepere lagen mengen met het ondiepe water, waardoor op sommige plaatsen in een zwemplas het water flink kouder kan zijn. De oevers waar de wind naartoe heeft gestaan, vormen een klein risico. Aan de overkant, waar de wind vandaan is gekomen, is warm oppervlaktewater weggeblazen en heeft dan plaatsgemaakt voor kouder water uit diepere delen.
Tweede helft zomer het meest veilig
In de tweede helft van de zomer is vaak vrijwel al het oppervlaktewater in ons land op temperatuur. Dat geldt ook voor de kustgebieden en grote delen van grote plassen en meren. De kans op onderkoeling en zwemmerskramp door plotseling kouder water zijn dan een stuk kleiner.
Het is altijd belangrijk om voor het zwemmen goed te kijken naar de waterkwaliteit. Zeker na een lange warme periode met weinig wind liggen gevaren zoals blauwalg op de loer. Houd daarvoor altijd de lokale berichtgeving over het zwemwater goed in te gaten.
Meer weten over de waterkwaliteit van het zwemwater? Lees: blauwalg en botulisme
Als laatste is het natuurlijk belangrijk om te beseffen dat je niet de enige op, in of langs het water bent. Op een mooie zomerdag wil iedereen kunnen genieten van het prachtige water in jouw buurt.