Op 1 maart start de meteorologische lente. Het seizoen waarin de dagen steeds langer worden en de temperatuur omhooggaat. Maar wordt het een mooie lente? Een stellig antwoord op deze vraag is niet te geven, maar in deze lenteverwachting vertellen we je wat we wel weten over de lente van 2023!
De lenteverwachtingen zijn altijd hooggespannen, maar soms kan het vies tegenvallen met het weer. Misschien heb jij de afgelopen weken al de eerste lentekriebels gekregen tijdens een moment uit de wind en in de zon. En dat smaakt natuurlijk naar meer. Soms worden we in maart al op onze wenken bediend, maar veel vaker blijft het echte lenteweer nog uit en roert maart zijn staart. En april doet wat hij wil en daarbij komt de winter nog wel eens om de hoek kijken. Mei kan al heel lekker weer opleveren, maar is ook bekend van de ijsheiligen.
Helaas hebben wij niet genoeg rechten om jouw deze content te tonen.
Onze website maakt gebruik van cookies om jou de beste ervaring te geven. Wil je deze content van ons of van derden zien dan vragen wij jou om de instellingen aan te passen.Wat mag je van een normale lente verwachten?
Om te zorgen dat je met de juiste verwachtingen de lente in gaat bespreken we eerst wat je gemiddeld (gebaseerd op de klimaatperiode 1991-2020) in maart, april en mei kan verwachten. Bij een normaal verloop van maart is het overdag eerst 7-9 graden en eind van de maand 10-12 graden. In april stijgt de temperatuur snel van 11-13 graden aan het begin van de maand naar 14-17 graden aan het eind. Daarna stijgt de normale middagtemperatuur verder richting 17-21 graden in de slotperiode van mei. De hoogste temperaturen zijn daarbij voor het zuidoosten en de laagste voor de kustgebieden. Dit komt doordat de wind vaak vanaf de Noordzee waait, die nog koud is van de winter.
In de lente kan het weer van dag tot dag en van week tot week sterk verschillen. Dit grillige weer is typisch voor de lente. Door de sterker wordende zon wordt het geleidelijk warmer, maar tegelijk ligt de kou ook nog op de loer. De wind hoeft zeker in het begin van de lente maar even uit het noorden te waaien of we hebben te maken met winters weer. Een zuidenwind kan aan het eind van de lente al zomerse warmte in ons land brengen.
Op al te veel lenteweer hoef je in een gemiddelde maartmaand nog niet te rekenen. Gemiddeld telt maart in De Bilt 4 lentedagen met maxima van 15 graden of meer. In april komt het tot 13 lentedagen en in mei tot 23 lentedagen. De eerste warme dagen met maxima van 20 graden of meer dienen zich meestal in april aan en in mei verloopt gemiddeld een derde van de maand warm. Een keer of vier wordt het in mei zomers warm met maxima van 25 graden en meer. Tropische dagen zijn nog uitzonderlijk.
Meer over het lente-klimaat in Nederland lees je hier
Klimaatverandering maakt kans op warme lente groter
Door de opwarming van het klimaat is de kans op warm lenteweer de afgelopen decennia toegenomen. De koude noordenwind is minder koud geworden en de zuidenwind voert vaker bijzonder zachte lucht aan. De lente-gemiddelde maximumtemperatuur is gestegen van 12,7 graden (1951-1980) naar 14,6 graden (1991-2020). Door deze opwarming komt het gemakkelijker tot lentedagen en warme dagen. Het aantal dagen met vorst is gedaald van 17 naar 12. We beleven tegenwoordig dus veel warmere lentes dan halverwege de vorig eeuw en de komende decennia zal deze opwarming doorgaan.
Lees ook: Zo warm wordt onze lente door klimaatverandering
Alleen al op basis van de statistiek is de kans op een zachtere lente dan normaal groot. 16 van de 23 lentes (70%) in deze eeuw verliepen warmer dan de toen geldende normaal. Vier (17%) verliepen normaal en slechts drie lentes (13%) waren (vrij) koud. De laatste koude lente beleefden we twee jaar terug. In 2021 lag de gemiddelde lente-temperatuur op 8,1 graden tegen 9,9 normaal. Toch zegt het gemiddelde niet alles. De lente van vorig jaar was met 10,2 graden aan de zachte kant, maar er viel wel sneeuw op 1 april. De lentes van 2007, 2014 en 2018 zijn de drie warmste ooit gemeten en de hele top-10 bestaat uit recente jaren.
Kans op natte lente kleiner dankzij La Niña
Vorig jaar was het bijzonder zonnig en droog in de lente. De lente vond toen plaats na een La Niña winter. Over het algemeen geldt dat de kans op een natte lente kleiner is dan normaal na een La Niña winter. Ook in de afgelopen winter was er sprake van een La Niña, wat dat betreft mogen we hoop hebben op droger en zonniger weer dan gemiddeld. Dat dit verband niet altijd opgaat blijkt uit de koude en natte lente van 2021, die ook volgde na een La Nina in de voorgaande winter.
Lees ook: Dit is de invloed van La Niña op het weer in Nederland
Wat tonen de seizoensmodellen?
Op basis van de weermodellen kun je het beste rekening houden met een gemiddelde lente, zoals we die hierboven beschreven hebben. En dat gaat je misschien qua temperatuur wel wat tegenvallen, aangezien je de laatste jaren veel vaker een zachte lente beleefd hebt. Ook de verwarming zul je nog nodig hebben.
Maart begint waarschijnlijk nog met vrij droog weer en daarbij ligt de temperatuur rond een graad of 8. Wat dat betreft zet het weer waar we februari mee eindigen door. Voor de tweede helft van de maand wordt wisselvalliger weer met normale hoeveelheden neerslag voorzien. De temperatuur ligt daarbij op een gebruikelijk niveau van 10-12 graden overdag. Tijdens een zonnige dag kan het best een keer warmer worden, maar de autoruiten zullen ’s ochtends soms ook nog gekrabd moeten worden.
Voor april en mei tonen de weermodellen een normale neerslaghoeveelheid en temperatuur. Typisch Nederlands lenteweer met een afwisseling van zacht en koel weer is dus het meest waarschijnlijk. De warme dagen zullen daarmee ook vanzelf een keer komen. Een normale hoeveelheid neerslag in april betekent dat het weinig regent. April is de droogste maand van het jaar met landelijk gemiddeld 41 mm neerslag. In mei valt (net als in maart) gebruikelijk 56 mm regen. De lente als geheel is bij uitstek het droogste seizoen van het jaar.
Betrouwbaarheid seizoensmodellen
Computerberekeningen voor een heel seizoen vooruit staan nog in de kinderschoenen, maar ze voegen wel wat toe aan de statistische benadering. Maand- en seizoensverwachtingen komen zo’n 60% van de tijd uit. Ter vergelijking: de verwachting voor 5 dagen vooruit komt 90% van de tijd uit. Daarom moet een seizoensverwachting echt anders worden bekeken.
De seizoensverwachting voor de eerste maand is logischerwijs betrouwbaarder dan voor de derde maand. Maand- en seizoensverwachtingen voor de zomer en winter komen bovendien vaker uit dan die voor de lente en de herfst. Dit komt doordat de voorspelbaarheid van de atmosfeer in de overgangsseizoenen, waar kou en warmte elkaar vaak afwisselen, kleiner is.
Lees ook: Zo betrouwbaar zijn maand- en seizoensverwachtingen
Tot slot nog een belangrijke kanttekening: seizoensmodellen schetsen puur een grove trend voor de maandgemiddelde luchtdruk, temperatuur en neerslag. Ook in een gemiddeld zachte maand kan zomaar een koude week zitten en andersom. Dergelijke details zijn op zijn vroegst aan te geven in onze maandverwachtingen en natuurlijk in ons weerbericht.